Van waer wy afcomstich zijn
“Het Dorp Winsum … van waer wy afcomstich zijn.” Pier Winsemius schreef het in 1622 in zijn “Chronique ofte Historische gebeurtenissen van Vrieslant.” De bekendste van alle naamgenoten was hij geen familie. Het geslacht waartoe hij behoorde, deelde met een aantal andere alleen dat ene: “het Dorp Winsum … van waer wy afcomstich zijn.”
Zelfs dat ene feit van de wortels in het dorp Winsum – Winsemius betekent: “komend uit Winsum” – biedt overigens beperkt houvast. Pier heeft er nooit gewoond, hij werd geboren in Leeuwarden, trok heel Europa door en werd later hoogleraar in Franeker. Het afkomstig-zijn doelde dus veeleer op zijn vader Haeye Piers of misschien zelfs diens vader. Bovendien was er – het schrikbeeld van Pake Pieter – altijd nog de mogelijkheid van een afkomst uit het grotere, Groningse Winsum, zo’n 15 kilometer[1] benoorden de stad gelegen.
In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij geslachten met dezelfde naam die echter (nog) geen verbinding hebben met Douwe Jansz en zijn nazaten. Albert Winsemius telde er in zijn stamboek acht waarvan het merendeel maar kort de naam voert. Het geslacht Haeye Piers telde bijvoorbeeld, zover bekend, maar twee generaties. De weergegeven informatie is bovendien schetsmatig: meer waar we bij de naspeuringen naar het geslacht Douwe Jansz tegenaan zijn gestruikeld en die we toen “meegenomen” hebben in de hoop dat ooit het ontbrekende stukje van de genealogische puzzel gevonden zou worden. Een aantal malen is dat gebeurd of zijn de speculaties zodanig stevig dat we ze hebben verwerkt in de hoofdtekst. Het geslacht Jan Sybrens – besproken in de lijn Claes Douwes – vormt daarvan een voorbeeld.
Een aantal van de (nog)-niet-familie geslachten is in de loop van de jaren zeer ingeburgerd bij de recente nazaten van Douwe Jansz. Ze zijn als het ware geadopteerd als volwaardig lid of ten minste aspirant-lid van de familie. De Groningse “tak” van Andreas, het geslacht Claes Hessels en natuurlijk Haeye Piers met zijn professorale zoons Pierius en Menelaos vallen hieronder. Per slot van rekening hebben ook uitgestorven voorgeslachten recht op een nageslacht!
Ze zijn verre van compleet, deze schetsjes van bijna-familie. Ze horen er echter bij vanwege de naamsverbintenis via “het Dorp Winsum … van waer wy afcomstich zijn.” Achtereenvolgens komen aan de orde de geslachten:
A. Andreas Winsum (1560-1840)
B. Haeye Piers (1580-1650)
C. Watse Watses (1580-1680)
D. Claes Hessels (1600-1750)
E. Obbe Sjoerds (1600-1750)
F. Andries de dominee (1650-1820)
G. Jan Claesen (1650-1670)
H. Wybren Symens (1680-1720)
I. “Losse einden”
[1] (Check)